Jenny Stelleman, universitair docent bij Russische en Slavische talen en culturen, gaat eind dit jaar met pensioen. Naast haar werk leidde ze dertig jaar lang het theatergezelschap Het Slavisch Toneel. Met tussenpozen werden 16 toneelstukken van wereldformaat opgevoerd door (oud-)studenten in CREA en het Universiteitstheater. Het Slavisch Toneel sluit deze maand af met een laatste komische noot: Honderd jaar Russische eenakters op 15, 16 en 17 november dit jaar in het Universiteitstheater.
Vanaf 1988 doceerde ze aan de UvA een college Russisch drama en theater dat de Russische avant-garde behandelde: ‘Deze periode heeft mij altijd geïnteresseerd vanwege de ongekende explosie van creativiteit die op allerlei terreinen en dus ook in het theater plaatsvond. Deze experimenten zijn ook nu nog steeds interessant. Samen met studenten en een andere regisseuse, Henny Dörr, die toen bij mij college liep, maakten we een voorstelling van Elizaveta Bam van Daniil Charms. Dit stuk is zo speels en merkwaardig opgebouwd, dat het ook uitnodigt om van alles uit te proberen. De voorstelling was in het Russisch en voor de studenten meteen een goede oefening voor hun taalvaardigheid. Ik vond dit een fascinerend proces, met elkaar een stuk scenisch doorgronden is een heel andere manier van denken dan ik gewoon was bij het theoretisch analyseren van een stuk. Je kijkt naar andere dingen, zoals de choreografie, attributen, decor, licht, naar hoe je de ruimte indeelt, welke theatrale mogelijkheden er allemaal zijn. Je stemt je af op de kwaliteiten van de acteur/student. Acteurs laten zich zien in hun kwetsbaarheid en het is zaak om hun een veilige omgeving te bieden waarin zij kunnen experimenteren. Een mooi proces waarin je in samenwerking met alle acteurs, de licht technicus, de geluidsman en de decorontwerper uiteindelijk tot een bevredigend resultaat komt. Als ook blijkt dat het publiek dit waardeert, dan weet je dat je het goed gedaan hebt. Dit waren dus mijn eerste ervaringen: het was een absurdistische voorstelling waarbij we zelf ook heel veel lol hebben gehad en die meteen smaakte naar meer. Maar de volgende opvoering kwam pas drie jaar later, in de tussentijd heb ik mijn proefschrift afgemaakt. Achteraf bezien duurde het even voordat ik doorhad wat ik nu eigenlijk met onze toneelgroep wilde uitdragen. Tot 2004 was er ook geen echte regelmaat en liet ik me meer leiden door dat we weer eens zin hadden in een opvoering.’
In 1992 volgde een stuk van Leonid Andrejev, over een circus met een cast van 20 man. Opnieuw deelde Jenny Stelleman de regie, nu met de Russische regisseur Aleksander Kolot, die dit stuk ook uitgekozen had. Tijdens de Perestrojka, dus in de jaren tachtig, was er een paar jaar een enorme toeloop van studenten, die heel gemotiveerd waren om mee te doen. ‘We repeteerden ’s avonds in de kantine van het Bungehuis. Met twintig man is het een grote klus om iedereen voor repetities bij elkaar te krijgen.’
In 1995 werd het sprookje De Draak van Jevgeni Sjvarts opgevoerd, opnieuw met een grote cast van 22 man. Deze keer in samenwerking met een andere studente, Natka Pupovac die in Belgrado in het theater gewerkt had. ‘Het sprookje was geschreven in 1943 en een verkapte kritiek op Stalin (de draak), een fantastisch en ook leerzaam stuk. De ridder Lancelot die de strijd met de draak aangaat om zijn geliefde te redden werd gespeeld of beter gedanst door Arjen Roodvoet, een balletdanser.’
Op initiatief van studenten Russisch, Roemeens en Oost Europese studies werd in 2004 Vossejacht van de Poolse absurdist Sławomir Mrożek opgevoerd, nu niet in CREA of in het Universiteitstheater, maar in de grote zaal van het Bungehuis. De regie was in handen van Jacqueline Koorevaar en Ineke Huijssen en Jenny Stelleman deed de productie.
‘Hierna besloot ik met meer regelmaat een voorstelling te geven en heb ik vanaf toen behalve de regie, die ik soms wel en niet deelde, altijd alles zelf gedaan: de productie, dramaturgie, kostuums, decors, etc. We begonnen met Tsjechov’s vaudevilles, drie in getal: De Beer + Het Huwelijksaanzoek = Bruiloft. Opnieuw werd alles in het Russisch gespeeld. De vaudevilles van Tsjechov worden bijna nooit opgevoerd terwijl het stuk voor stuk juweeltjes zijn. Op mijn colleges behandelde en analyseerde ik met de studenten beroemde toneelstukken van Russische, Tsjechische, Poolse, en Servische schrijvers. Allemaal werken die tot de wereldliteratuur behoren en stuk voor stuk ook een interessante boodschap hebben en in het buitenland wél opgevoerd worden. Ik realiseerde me plotseling dat hier een taak voor ons was weggelegd, omdat al deze prachtige stukken in Nederland gek genoeg nauwelijks of niet opgevoerd worden. Dit werd eigenlijk vanaf nu mijn uitgangspunt voor alle toekomstige opvoeringen. Vanaf dit moment begon zich in onze theatergroep een harde kern van spelers te vormen en zo ontstond de wat saaie naam Het Slavisch Toneel voor onze theatergroep. Naast deze kern van drie oud-studenten (Alexander Woudt, Jacqueline Koorevaar en Elizabeth Reijnders) die een acteeropleiding hadden gevolgd, werden elk jaar opnieuw studenten toegevoegd, sommige bleven, anderen gingen.
In 2007 maakten we met deze acteurs tezamen een Charms-spektakel: allemaal kleine, absurde, ontzettend grappige stukjes en dialoogjes die we in scène zetten, er zat zelfs een klompendans in. Daarnaast speelden we ook in kleinere theaters in Amsterdam om het intieme karakter van de scènes te kunnen waarborgen. Ook was er een opvoering in het van Ostade Theater en hebben we met deze voorstelling in Groningen in het Universiteitstheater gespeeld. In deze voorstelling kwam de toenmalige studente en pianiste Sara Crombach onze groep versterken. Zij speelt niet alleen fantastisch piano, maar componeert muziek waar nodig en acteert. Een aantal scènes waren in het Russisch, maar het gros deden we in vertaling. Het studentenaantal was inmiddels wat geslonken en wilden we publiek behouden, dan moest vanaf nu alles in vertaling.’
‘We waagden ons ook aan een van de allergrootste toneelschrijvers, Nikolaj Gogol, wiens werk niet eerder in Nederland werd opgevoerd. In 2008 kwamen we met Het Huwelijk (1842), met regie van Jacqueline Koorevaar. Hier wordt het instituut van het huwelijk en zijn functie in de maatschappij behoorlijk op de hak genomen.
Hierna in 2009 ensceneerde ik Het Tuinfeest van Václav Havel. Mijn collega, de eminente vertaler Tsjechisch, Kees Mercks, vertaalde dit stuk voor ons, evenals trouwens het later opgevoerde Ambtsbericht. Het Tuinfeest is het eerste en ook beroemdste werk van Václav Havel, de schrijver die van dissident die regelmatig in de gevangenis terecht kwam, tot eerste president van Tsjecho-Slowakije werd gekozen. Qua tekst en taalgebruik een heel moeilijk stuk onder anderen door de herhalingen met allerlei variaties. Deze voorstelling hebben de acteurs met tekst in de hand gespeeld, het was bijna onmogelijk om dit zonder fouten uit het hoofd te doen.’
In 2011 werd een reconstructie gemaakt van een beroemde OBERIU-avond, de avant-garde groep waartoe o.a. Daniil Charms behoorde. ‘We weten van getuigen en doordat de groep een manifest had uitgegeven dat deze voorstelling in december 1927 en in januari 1928 een aantal malen is opgevoerd, totdat zij verboden werd. De schrijvers werden opgepakt en verbannen. De voorstelling bestond uit drie delen: het op gekke manieren reciteren van gedichten, het toneelstuk Elizaveta Bam en een kort film-fragment dat de “gehaktmolen” heette en dat louter bestond uit een trein die langzaam op het publiek afreed. Ja, opnieuw Elizaveta Bam, nu in de context van een reconstructie. Charms is een van mijn grote favoriete schrijvers en ook in onze laatste voorstelling is zijn werk weer van de partij.’
Het jaar daarop, in 2012, maakten ze een eigentijdse enscenering van De Revizor van Nikolaj Gogol, de regie was tevens in handen van de eerder genoemde Natka Pupovac. De Revizor gaat over corruptie, roddel, achterkamertjes en handjeklap, wat tenslotte van alle tijden is. Wegens groot succes werd dit stuk een jaar later weer gespeeld tijdens de Belgisch-Nederlandse Slavistendagen.
‘Ons grootste project was opnieuw een reconstructie, en wel van de Cubo-Futuristische opera: De Overwinning op de Zon uit 1913. In 2013, precies honderd jaar na dato was dit werk voor het eerst in het Nederlands vertaald door Willem Weststeijn. In datzelfde jaar was er een grote overzichtstentoonstelling van Malevitsj in het Stedelijk Museum te zien. Oorspronkelijk werd de opera opgevoerd door studenten, en dat wilde ik nu ook doen. De muziek was van de componist Matjoesjin, decor en kostuums van Malevitsj en teksten van Chlebnikov en Kroetsjenych. De opera is een a-logische mengeling van zangpartijen en replieken, sommige geschreven in zaum-taal met zelfbedachte nieuwe woorden of samenstellingen, andere in gewoon Russisch. Een logische plotlijn is ver te zoeken. De opera was in elk opzicht ‘abstract’: personages onherkenbaar, taalgebruik onlogisch, decor te abstract om er enige betekenis aan te kunnen geven. Inmiddels was onze harde kern door andere acteurs vervangen en deze inmiddels oud-studenten zijn tot op de dag van vandaag blijven meespelen. Iedereen vond de opera een geweldig plan. Godzijdank bleek dat ze ook nog konden zingen, dus dat was mooi meegenomen. De muziek was grotendeels verloren gegaan, maar Sara Crombach heeft de muziek gecomponeerd van de missende delen.
Normaal beginnen we onze repetities altijd in mei en werken dan naar november toe. Nu moesten we al in januari beginnen, want ik wilde alle kostuums precies zo namaken als Malevitsj in zijn schetsen had aangegeven. Een van onze actrices en voormalige studente, Sophia Boeschoten, zat inmiddels op de Haagse Kunstacademie. Zij vertelde haar medestudenten van ons project en een aantal gaf aan mee te willen werken. We zijn in januari begonnen om in zoveel mogelijke weekenden alle kostuums te maken onder leiding van kunstenaar Charlie Citron die zijn atelier ter beschikking stelde. Deze studenten maakten de kostuums van karton en tape, maar er waren ook meerdere kostuums van stof. Deze laatste heeft Ania Dalecki voor ons gemaakt. De kostuums zijn prachtig geworden: het werd een soort levend schilderij. De abstract geschilderde achterdoeken hebben we geprojecteerd, want het was geen doen om deze, zes in getal, ook nog te maken en te vervoeren naar het theater. We hebben toen in plaats van onze gebruikelijke drie nu vijf voorstellingen gespeeld, want er was enorm veel belangstelling. Alle avonden waren uitverkocht. Zo’n succes werd daarna niet meer geëvenaard.’
Het jaar daarop werd R.U.R. van de Tsjechische schrijver Karel Čapek opgevoerd. Dit werk dat in 1920 werd geschreven introduceert het voor toen compleet nieuwe thema van de robot. Zelfs het woord ‘robot’ was nieuw en bedacht door zijn broer Jozef. Dit dystopische stuk, geschreven in 1920 en toen al wereldwijd bekend, is pas in 2010 in het Nederlands vertaald, maar nooit opgevoerd. Het vraagstuk van de rol van de robots was en is nu nog steeds erg actueel. In Čapeks stuk loopt het verkeerd af: de robots roeien de mensheid uit, hoewel er ook een vage hoop is dat de robots met menselijke trekken een nieuwe wereld zullen scheppen. ‘Het leek me leuk om na de voorstelling een panel van wetenschappers uit te nodigen, die de problematiek van het stuk eventueel konden weerleggen of bevestigen. Zij konden ons ook vertellen, hoe de stand van zaken nu is. Had Čapek toen al een profetische blik of juist niet? Ik heb contact opgenomen met de opleiding Kunstmatige Intelligentie en Robotica op het Sciencepark van de UvA. Steeds verschillende onderzoekers (een had zelfs een robot meegenomen!) hebben na afloop interessante lezingen gehouden en vragen van het publiek beantwoord.
Ook dit stuk trok heel veel publiek, met name ook vanuit Science Park, waar studenten weliswaar wisten dat er zo een soort toneelstuk bestond, en nu dus eindelijk de gelegenheid kregen het te zien. Terugkijkend, denk ik dat ik met de laatste stukken eigenlijk steeds een actueel probleem wilde laten zien. Zo ook met het tweede stuk van Václav Havel dat we opvoerden: Het Ambtsbericht. Dit stuk gaat met name over bureaucratie en communicatie, taal als machts- en pressiemiddel: op een kantoor wordt een document verspreid dat in een nieuwe, door niemand gekende kunsttaal geschreven is. Toch doet iedereen alsof hij of zij dit begrijpt en zo schakelt de ene absurde situatie na de andere zich aaneen. Het stuk is in 1965 geschreven. Toen ik het jaren terug in een Engelse vertaling las, dacht ik, typisch iets voor een communistische maatschappij. Maar ik realiseerde me dat de bureaucratie juist ook nu in een kapitalistisch maatschappij in alle geledingen even ondoorzichtig is. Ik hoef alleen maar de administratie van de UvA te noemen en iedereen weet wat ik bedoel. Je wordt van het kastje naar de muur gestuurd, niemand is voor iets verantwoordelijk, iedereen verschuilt zich achter regels en je blijft met je onbeantwoorde vraag eenzaam achter.’
Het toneelstuk in 2017 behandelde opnieuw een actueel thema: emigratie. De Servische schrijfster Biljana Srbljanovitsj schreef in 1991 Belgrado Trilogie, over emigratie uit het voormalige Joegoslavië in die jaren. Het is een drieluik dat de belabberde situatie schetst van jonge mensen, arbeiders, intellectuelen en kunstenaars, die Oudejaarsavond in hun nieuwe gastland op drie continenten vieren. Een indringend portret van willekeurige emigranten, die allemaal zijn getraumatiseerd door wat zich in hun thuisland afspeelde, of door de beslissing die zij namen en nu zo goed en kwaad als het gaat zich op een nieuwe plek willen installeren. De auteur laat zien hoe moeilijk en ingewikkeld dit proces voor ieder van hen is. ‘Het gekke is dat ik dacht dat dit toch wel heel actueel zou zijn en met name de vele vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië zou aanspreken. Maar dit bleek niet het geval: waarschijnlijk wilde men niet meer aan deze voor hen confronterende tijd herinnerd worden, of misschien had dit met de schrijfster te maken die in eigen land behoorlijk controversieel is, ik weet het niet.’
De laatste uitvoering van het Slavisch Toneel komt in deze maand november met twee premières (Nadjezjda Teffi en Sergej Mogiljevtsev) en ‘natuurlijk eindigen we weer met komische sketches van Daniil Charms, die als een rode absurdistische draad door alle jaren liep.’
‘Toneel was wel verbonden met mijn werk, maar was ook een hobby, ik heb er nooit geld noch uren voor gekregen, ook de acteurs en anderen niet: het was liefdewerk, oud papier. Dat gaf tegelijkertijd een enorme vrijheid: ik was niemand iets verplicht, kon de stukken uitkiezen die ik wilde, en met die mensen samenwerken met wie ik dat wilde. Het was een heerlijke hobby waarin ik me volkomen kon uitleven en gekke dingen kon doen die nooit iemand anders had opgepakt. Die vrijheid gold ook voor de attributen die we nodig hadden voor het decor. Je wordt heel inventief als er weinig te besteden is. Nu heb je veel tweedehandswinkels, maar vroeger was dat een stuk minder. Als ik specifieke dingen nodig had, vroeg ik dat ook aan mijn vrienden, en vaak nam ik persoonlijke spullen uit mijn eigen huis mee als dat nodig was. Mijn drie kinderen, van jongs af aan trouwe toeschouwers, vonden het heel gewoon dat sommige spullen er een week niet waren, maar wel op het toneel stonden. Bovendien kreeg ik ook hulp van alle kanten, technici, collega’s, secretaresses, etc.
Toneel en regisseren, casten, repeteren en bedenken van decor, licht en geluid waren bezigheden die jaarlijks terugkwamen van mei tot en met november. Daarnaast was er natuurlijk ook mijn gewone werk, colleges, onderzoek, etc. Het zal na dit jaar heel vreemd zijn, dat dit niet meer gebeurt. Bovendien ga ik 12 december aanstaande met pensioen, dus alles gaat nu veranderen. Ik ga met name de acteurs vreselijk missen, met deze groep die vanaf de opera vast gebleven is, heb ik een heel bijzondere band gekregen. Je maakt elkaar allemaal door de jaren mee en deelt veel lief en leed. Bovendien zijn het echt heel goede acteurs geworden, als ik zelf een voorstelling zie in het professionele theater denk ik heel vaak: “Dat kunnen die van mij beter”. Maar ook zij hebben nu inmiddels allemaal een serieuze baan, een gezin, kinderen. Het wordt voor iedereen steeds moeilijker om avonden en weekenden voor repetities vast te houden. Deze opvoering is het gelukkig gelukt om nog allemaal bij elkaar te komen voor de repetities, maar dat komt ook omdat iedereen zich nog voor deze laatste keer wilde inzetten. Nu houdt dat op, heel jammer, maar het is niet anders, aan alles komt op een gegeven moment gewoon een eind.’
Laatste opvoeringen van Honderd jaar Russische eenakters op vrijdag 15 en zaterdag 16 november: aanvang 20.00 uur en op zondag 17 november: 14.00 uur in het Universiteitstheater, Nieuwe Doelenstraat 16 te Amsterdam
Entree is 10 euro (voor studenten en alumni 7,50), graag i.v.m. drukte reserveren
Meer informatie over rolbezetting op HIER
Foto’s en informatie per toneelstuk